Nieuws

Wanneer stopt alimentatie bij samenleving?
De alimentatieplicht is niet oneindig. De alimentatieplicht kan onder andere op grond van artikel 1:160 BW eindigen. Dat wetsartikel zegt dat de alimentatieplicht eindigt op het moment dat de alimentatiegerechtigde is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.

Lees verder >

Geen flitsscheiding maar een ouderschapsplan
Was het eerst zo dat een huwelijk omgezet kon worden in een geregistreerd partnerschap - waarna een scheiding snel kon worden afgehandeld - vanaf 1 maart 2009 is dit door de nieuwe "Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding" niet meer mogelijk.
De flitsscheiding werd mogelijk na invoering van het geregistreerde partnerschap in 1998. Bij een flitsscheiding werd een huwelijk eerst omgezet in een geregistreerd partnerschap, waarna dit partnerschap eenvoudig en snel (vandaar: "flits") via de burgerlijke stand beëindigd kon worden. Naar de rechter gaan was niet nodig.


Lees verder >

Wanneer stopt alimentatie bij samenleving?


De alimentatieplicht is niet oneindig. De alimentatieplicht kan onder andere op grond van artikel 1:160 BW eindigen. Dat wetsartikel zegt dat de alimentatieplicht eindigt op het moment dat de alimentatiegerechtigde is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.

Het belangrijkste criterium waaraan moet worden voldaan om de alimentatieplicht op basis van artikel 1:160 BW te doen beëindigen is dat er sprake moet zijn van ‘samenleven met een ander als waren zij gehuwd’. De invulling van het criterium is in de afgelopen jaren in de jurisprudentie uitgekristalliseerd. De vijf cumulatieve vereisten zijn dat er tussen de samenwonenden een affectieve en duurzame aard bestaat (1+2), die meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en de ander elkaar wederzijds verzorgen (3), met elkaar samenwonen (4) en een gemeenschappelijke huishouding voeren (5). Indien aan één van de criteria van artikel 1:160 BW niet wordt voldaan, dan is er geen sprake van ‘samenleven met een ander als waren zij gehuwd’ en kan er geen geslaagd beroep op artikel 1:160 BW worden gedaan.

Uit de uitspraken van de Hoge Raad blijkt dat artikel 1:160 BW restrictief moet worden uitgelegd. Een geslaagd beroep op het artikel heeft immers tot gevolg dat de alimentatiegerechtigde definitief de aanspraak op een onderhoudsbijdrage jegens de gewezen echtgenoot/echtgenote verliest. Bovendien heeft de alimentatiegerechtigde gedurende en na de samenleving geen wettelijke aanspraak op onderhoud jegens de nieuwe partner. Hier mag dus niet al te lichtvaardig over worden geoordeeld.

Een geslaagd beroep op artikel 1:160 BW betekent van rechtswege een definitief einde aan de onderhoudsplicht van de gewezen echtgenoot van de onderhoudsgerechtigde. De Hoge Raad heeft aan dit oordeel toegevoegd dat de rechter niet de vrijheid heeft een andere datum dan deze vast te stellen als de datum vanaf welke geen levensonderhoud meer verschuldigd is. De rechter heeft dus niet de vrijheid de ingangsdatum op een latere datum te bepalen, zoals het geval is bij wijziging van alimentatie op grond van een wijziging van omstandigheden, anders dan bij samenleving bijvoorbeeld een inkomensdaling van de alimentatieplichtige.

Het voorgaande heeft tot gevolg dat de alimentatiebedragen, betaald sedert de datum waarop de alimentatieplicht is geëindigd, onverschuldigd zijn voldaan. Dat kan leiden tot een terugbetalingsverplichting van de alimentatiegerechtigde aan de alimentatieplichtige. Slechts op grond van bijzondere omstandigheden kan de alimentatiegerechtigde uit voornoemde verplichting worden ontslagen.

Kentering in de jurisprudentie – verdeling bewijslast

Wie stelt moet bewijzen. De criteria en de stringente uitleg van artikel 1:160 BW bemoeilijken de alimentatieplichtige een geslaagd beroep op het artikel te doen. Jurisprudentie leert dan ook dat een beroep op het artikel zelden wordt gehonoreerd. In een zaak die bij het Gerechtshof ‘s-Gravenhage aanhangig werd gemaakt, vond echter iets heel bijzonders plaats (Gerechtshof ’s-Gravenhage, 9 juli 2008, LJN: BD9380). Ook hier beriep de man (alimentatieplichtige) zich op artikel 1:160 BW. Gezien de bevestigende verklaringen van de vrouw oordeelde het hof dat er tussen de vrouw en haar nieuwe partner een zodanige betrokkenheid en lotsverbondenheid bestond dat aan het vereiste ‘duurzame en affectieve relatie’ werd voldaan. De vrouw bevestigde voorts ter terechtzitting dat haar partner op haar woonadres stond ingeschreven, maar dat haar partner dit adres uitsluitend als postadres gebruikte. Haar partner verbleef namelijk veel in het buitenland of bij een vriendin elders. Het hof vond dat argument onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van een LAT-relatie. Dit mede gelet op de wijze waarop de vrouw haar nieuwe gezin, inclusief haar partner en zijn kinderen aan de buitenwereld, onder andere in een publicatie in een maandblad en op haar website, presenteerde. Verder legde de man een factuur over van een gezamenlijke reis naar Disneyland Parijs en verwees de man naar het webdagboek van de vrouw waarin onder andere stond vermeld dat zij en haar nieuwe partner gezamenlijk onderzoek naar zorgverzekeringpolissen en tandartsen verrichtten. Dit alles in aanmerking nemende gaf het hof aanleiding om op grond van de redelijkheid en billijkheid de bewijslast aldus te verdelen dat de vrouw diende te bewijzen dat er over en weer geen financiële verwevenheid bestond tussen haar en haar partner. De omstandigheid dat de relatie van de vrouw en haar nieuwe partner sinds december 2007 was verbroken, deed hieraan niet af, nu de alimentatieplicht niet herleeft als eenmaal is vastgesteld dat sprake is geweest van een situatie als bedoeld in artikel 1:160 BW. Of de vrouw vervolgens aan haar bewijslast heeft voldaan, is (nog) niet bekend.

Oplossingen in minnelijk overleg

Artikel 1:160 BW is regelend recht. Om een beroep op artikel 1:160 BW te voorkomen kunnen echtgenoten bij hun echtscheiding dan ook afwijkende afspraken overeenkomen. Het is in beide belangen om een oplossing te vinden waarbij het ‘mes aan twee kanten snijdt’. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het overeenkomen van een regeling waarbij de alimentatieverplichting eindigt zodra de alimentatiegerechtigde gaat samenleven met een ander als ware zij gehuwd, maar herleeft zodra deze samenleving binnen een bepaalde periode wordt verbroken. De alimentatieplicht wordt ‘opgeschort’. Na het verstrijken van die periode eindigt de alimentatieplicht definitief als de samenleving dan nog voortduurt. Indien de alimentatiegerechtigde na de verbreking van de samenleving opnieuw met diezelfde derde gaat samenleven dan eindigt de alimentatieplicht ook definitief. Bij een dergelijke oplossing worden de belangen van beide partijen gediend. Voor de alimentatiegerechtigde wordt de drempel tot het gaan samenleven met een derde verlaagd en voor de alimentatieplichtige bestaat de kans dat de alimentatieplicht eerder eindigt. Deze oplossing wordt dan ook veelvuldig in echtscheidingsconvenanten overeengekomen.


Tot slot

Een geslaagd beroep op artikel 1:160 BW blijft lastig. Het artikel wordt stringent uitgelegd en de criteria zijn niet gering. In het verleden werd een beroep op het artikel nagenoeg niet gehonoreerd. Recente rechtspraak leert echter anders. Zoetjes aan verschijnen er uitspraken waarbij een beroep op het artikel wel wordt gehonoreerd. Bovendien blijkt uit de rechtspraak dat een beroep op het artikel kan leiden tot afwijkende verdeling van de bewijslast. Hoe dan ook, het blijft een moeilijke opgave om te bewijzen dat aan alle criteria van artikel 1:160 BW wordt voldaan. Het is dan ook verstandig voor een dergelijke situatie een regeling in der minne te treffen.



< Naar overzicht
foto.gif mr. L.C. Bruggink - de Bruyn Kops

Geboren in 1956 in Curaçao en opgegroeid in Warnsveld bij Zutphen. Ik ben afgestudeerd in Groningen en vervolgens naar Kenia vertrokken in het kader van ontwikkelingswerk.



Maak kennis >